1. Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid ontstaat wanneer een zzp’er formeel als zelfstandig ondernemer wordt ingehuurd, maar feitelijk werkt als werknemer. Dit vormt voor sportverenigingen een groot risico, vooral bij trainers en coaches die structureel actief zijn.
Kenmerken van schijnzelfstandigheid:
- de zzp’er werkt vrijwel uitsluitend voor één sportvereniging
- er is sprake van een gezagsverhouding: de vereniging bepaalt wanneer, waar en hoe het werk wordt uitgevoerd
- de zzp’er verricht werkzaamheden die ook door vaste medewerkers zouden kunnen worden uitgevoerd
- de zzp’er gebruikt geen eigen materialen of gereedschap.
Gevolgen: vanaf 2025 kan de Belastingdienst naheffingen opleggen tot 135% van het uitbetaalde bedrag. Vanaf 2026 kunnen daar boetes van circa 25% bijkomen.
2. Gezagsverhouding over het hoofd zien
Een veelvoorkomende valkuil is het feitelijk aansturen van de zzp’er alsof het een werknemer betreft. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer:
- het bestuur of een commissie dwingende instructies geeft over de uitvoering van trainingen
- de werktijden en vakanties door de vereniging worden bepaald
- de zzp’er wordt ingepland zoals personeel in loondienst
Oplossing: een echte zzp’er krijgt een opdracht en voert deze naar eigen inzicht uit. Instructies mogen worden gegeven, maar hoeven niet te worden opgevolgd. De vereniging bepaalt niet de werktijden.
3. Persoonlijke arbeidsverplichting creëren
Wanneer specifiek één persoon wordt ingehuurd (bijvoorbeeld een oud-profvoetballer), ontstaat een persoonlijke arbeidsverplichting. Dit duidt sterk op een dienstverband.
Voorbeeld: een trainer wordt uitsluitend vanwege zijn of haar bekendheid of expertise ingehuurd, en de vereniging wil niet dat iemand anders de training geeft.
Verschil: bij echte zzp-opdrachten maakt het niet uit wie het werk uitvoert, zoals bij het maaien van een sportveld.
4. Ontbreken van meerdere opdrachtgevers
Een echte zzp-er zal vaak meerdere opdrachtgevers hebben. Werkt een trainer uitsluitend voor één club, dan is er mogelijk sprake van schijnzelfstandigheid.
Let op: minstens 30% van de uren en omzet moet afkomstig zijn van andere opdrachtgevers. Eén dag per week elders werken is meestal onvoldoende.
5. Handhaving vanaf 2025 – risico’s niet onderschatten
Vanaf 1 januari 2025 handhaaft de Belastingdienst weer volledig op schijnzelfstandigheid, na jaren van terughoudendheid.
Nieuwe situatie:
- actieve controles vanaf 2025
- naheffingen mogelijk tot vijf jaar terug, maar niet eerder dan 1 januari 2025
- 2025 geldt als overgangsjaar: eerst waarschuwingen, daarna naheffingen
- vanaf 2026 worden ook boetes opgelegd
Preventieve maatregelen
Gebruik modelovereenkomsten
NOC*NSF en Werkgevers in de Sport (WOS) hebben modelovereenkomsten ontwikkeld die extra bescherming bieden:
- opdracht zonder gezagsverhouding – inspanningsverplichting
- opdracht zonder gezagsverhouding – resultaatsverplichting
- opdracht zonder persoonlijke arbeid
Deze zijn geldig tot september 2029.
Beoordeling van arbeidsrelaties
Beoordeel samen met de zzp’er of de opdracht zelfstandig kan worden uitgevoerd. Handige hulpmiddelen:
- keuzehulp van het ministerie van SZW (rijksoverheid.nl)
- ondernemerscheck van de Belastingdienst
- vooroverleg met de Belastingdienst is mogelijk
Arbeidsomstandigheden
Zzp’ers hebben recht op een veilige en gezonde werkplek. Verenigingen moeten dezelfde zorgplicht naleven als bij personeel in loondienst. Bij nalatigheid kan de Inspectie SZW boetes opleggen.
Conclusie
Het inhuren van zzp’ers brengt risico’s met zich mee, zeker met de hernieuwde handhaving vanaf 2025. Door bewust om te gaan met de vijf grootste valkuilen: schijnzelfstandigheid, gezagsverhouding, persoonlijke arbeidsverplichting, een beperkt aantal opdrachtgevers en onderschatting van risico’s, kunnen verenigingen problemen voorkomen.
De sleutel ligt in een zorgvuldige voorbereiding, het gebruik van goedgekeurde modelovereenkomsten en het waarborgen van daadwerkelijke zelfstandigheid in de praktijk.